Zwarte vrijdag bij Aartswoud

Posted by Co Buysman on 20 februari 2017 in Verslag |

Op de dag dat Nijntje de geest heeft gegeven, is het zwarte vrijdag bij Aartswoud. Van de acht witspelers die in actie komen, is er slechts één (Peter Holscher) die zal zegevieren. Deze avond kunnen we het aloude adagium ‘wit begint en wint’ begraven.
Er zullen wereldwijd weinig schakers zijn die met zwart een betere score hebben dan met wit. In menig interview wordt door een grootmeester wel eens gemopperd over de indeling bij een belangrijk evenement. Niet zelden speelt hij in de eerste twee ronden met de zwarte stukken en bovendien nog eens tegen concurrenten. Ranglijstbestormer Wei Yi ervoer dat op het Tata Steel-toernooi met Dmitry Andreikin en Levon Aronjan als eerste witte tegenstanders voor de Chinees. Maar ook Viswanathan Anand is in Wijk aan Zee zo wel eens begonnen. Daarom hanteren we op het WFK een eerlijke verdeling: de zwartspelers van de eerste ronde zijn de witspelers van de tweede ronde.
Afgaande op de laatste drie Westfriese kampioenschappen blijkt dat wit bepaald niet domineert. Bij de in totaal 153 gespeelde partijen zijn de verschillen niet groot. De witspeler kwam 55 keer tot winst, zwart boekte 50 zeges en 48 maal was remise het resultaat. Veel halfjes werden pas na een verwoede strijd veroverd. Dat is ook tijdens deze tweede ronde het geval. Na anderhalf uur hebben vier witspelers (Piet Aardenburg, Robbert van Dijkhuizen, Dirk Lont en Toine Molenaar) al zo’n dertig minuten minder op de klok dan hun opponenten tegen Piet Reus als enige zwartspeler met een grote tijdsachterstand. Maar laten we niet te veel in zwartwit denken en meer naar de kleuren zoeken.
In Het Huis van Egmond wordt sinds mensenheugnis gastvrijheidheid met de hoofdletter g geschreven. De ontvangst is als altijd hartelijk, het rondje koffie komt eraan, tot de deelnemers aan de clubcompetitie behoren talrijke clubgenoten, oud-clubgenoten, stadgenoten en oud-stadgenoten, openingsgenoten en oud-openingsgenoten (Engels en Bird) en er wordt niet eerder aan een partij begonnen dan na het maken van een praatje.
Mede-schaakhistoricus Rob Bijpost verrast mij met een aantal exemplaren van ‘Schaak’, na de Tweede Wereldoorlog zo’n twintig jaar het mededelingenblad van de Noordhollandse Schaakbond. Zo kom ik in het nummer van juni 1967 de naam van Jan Stapel tegen. Nu routinier van schaakclub Aartswoud, toen aanstormend talent. ,,Een verrassing was Stapel van Aartswoud. Hij won aan de lopende band en moest slechts tegen Janssen het onderspit delven’’, is te lezen in het verslag van het NHSB-kampioenschap voor de sterkste jeugdspelers. Marcel Janssen (HWP) verovert met 4½ punt – zeven ronden – de titel, Jan Stapel legt met vier punten beslag op de tweede plaats. Beiden kunnen overigens niet aan het Nederlands kampioenschap meedoen, omdat ze te oud zijn als dat evenement een half jaar later plaatsheeft. Op het WFK werken we niet met leeftijdsgrenzen en krijgt Jan de gelegenheid om net als een halve eeuw geleden aan de lopende band te winnen.
Maar er loopt in de speelzaal van Aartswoud wel een Nederlands kampioen rond. Louis Schilder: kastelein, kolfspeler en kampioen. Schaakclub Aartswoud is een van de weinige schaakverenigingen met een clubblad en de voorpagina van het laatste nummer wordt gesierd met een verslag van het in kolfmekka Zuid-Scharwoude gehouden NK, inclusief een foto van de winnaar. Louis is al jaren de gastheer voor de Aartswoud-schakers die hun partijen spelen op de kolfbaan van Niet Klappen, de club van de kersverse titelhouder. Hij schaakt zelf niet, maar is wel begaan met de sport en de schaakclub. Zo regelde hij vorig seizoen, waarin Aartswoud in de landelijke competitie debuteerde, een spelersbus voor de uitwedstrijden. Zo kun je stellen dat hij in de voetsporen treedt van Willem Tensen (1862-1931). De kastelein uit Schellinkhout is de eerste Nederlands kampioen kolven (129 punten; 45 plus 44 plus 40). Ter vergelijking: Louis Schilder kwam tot een totaal van 164 punten, via scores van 55, 57 en 52. Willem Tensen schaakte wel. Eerst bij de Hoornsche Dam- en Schaakclub, later bij Caïssa waar hij het eerste erelid is.
We eindigen dit inleidend verhaal met een uitspraak van Louis die na afloop van het voor hem zo succesvol verlopen Nederlands kampioenschap kolven werd geïnterviewd. Toen de verslaggever hem vroeg naar zijn geheim, zei Louis: ,,Je ken het zo, maar je leert het nooit.’’ En misschien is dat ook wel van toepassing op het schaken.

Robbert van Dijkhuizen (1835) – Ronald Ritsema (2071) 0-1
Robbert van Dijkhuizen is de enige van de vijf debutanten die in de eerste ronde tot winst is gekomen. Zijn strijd tegen titelverdediger Ronald Ritsema begint eigenlijk drie avonden eerder, want in de 22e ronde van de clubcompetitie van Caïssa-Eenhoorn zaten de twee ook tegenover elkaar. Met zwart hield Robbert de ranglijstaanvoerder op remise. Opvallend in die partij waren de liefst dertien paardzetten van hem tussen de dertiende en 32e zet.
In de speelzaal van Aartswoud wordt aanmerkelijk minder gesprongen. Vanuit het Konings-Indisch gaat de topper – weer – gelijk op. Met 14. … f5 opent Ronald de schermutselingen op de koningsvleugel. Na een ruil van enkele lichte stukken en pionnen kijkt wit tegen een isolani op f4 aan. Mede door een aantrekkelijke open e-lijn heeft zwart een iets betere stelling. Na torenruil kan de witspeler de g-lijn openen en dan beschikt hij over een licht voordeel. Zwarts geïsoleerde f5-pion is een mogelijk doelwit en wellicht ook de achtergebleven pion op c7. Een verschrikkelijke damezet, waarmee Robbert het stuk verliest, maakt plotsklaps een einde aan de Hoornse derby.

Peter Holscher (1913) – Piet Reus (1812) 1-0
Uit de laatste vijf – vanaf 2005 – WFK-confrontaties tegen Piet Reus heeft Peter Holscher vier punten gepeurd: driemaal winst, twee remises. Hij start dan ook als favoriet in deze tweederondepartij en maakt die rol waar.
Réti komt op het bord van de routiniers. Op de grens van opening en middenspel wint wit met een kleine combinatie de ene centrumpion, terwijl de andere een eenzaam soldaatje wordt.
Na twintig zitten al komt het eindspel in zicht. Beiden hebben de dame, een toren en een licht stuk. Peter, die in zijn ‘thuiszaal’ regelmatig clubgenoten als supporters bij het bord ontwaart, verovert een tweede pion en begint aan een lange zit om het partijpunt veilig te stellen. Want Piet verdedigt hardnekkig en dwingt zijn opponent tot alert spel. Zijn toren op de open h-lijn en de zwartveldige loper kunnen bijvoorbeeld meewerken aan een mat achter de paaltjes.
De witspeler heeft evenwel controle over het belangrijke e1-verdedigingsveld en na vereenvoudiging van de stelling via torenruil gebruikt de Aartswoud’er zijn inmiddels overtuigende pionnenmeerderheid om zijn tweede partijzege in de wacht te slepen.

Jaap Gorter (1893) – Jan Stapel (1799) 0-1
Twee jaar geleden was de partij Jaap Gorter – Jan Stapel een onderdeel van een knappe tussensprint van de Schaaklust-troef die zo een slechte start – nul uit twee – wegpoetste en terugkeerde naar de omgeving waarin hij thuishoort. Maar ditmaal zit ook zijn opponent in de bovenste regionen van het nog prille Westfries kampioenschap en is op de eigen clubavond van plan zich daar te handhaven.
Het wordt een boeiend gevecht, waarin pas op de twintigste zet de eerste pion van het bord verdwijnt. Alle stukken richten zich op de koningsvleugel. Na een pionruil valt de g-lijn half open en voert wit de druk op. Met een iets meer aanvallende opstelling staat Jaap goed, maar hij zet het offensief te vroeg in in plaats van dat extra te ondersteunen. Dat kost hem een pion op f6 die tevens een toren op g7 verdedigt. Jan heeft ondertussen een sterke verdediging opgebouwd en creëert scherp tegenspel. Als wit de toren offert, is het snel gebeurd. De Aartswoud-speler is de baas op de g-lijn, dreigt met mat op g2 en kan daarom veel materiaal winnen. Zo ver laat Jaap het niet komen.

Dirk Lont (1751) – Jeroen Graaf (1726) ½-½
Voor de tweede keer dwingt Jeroen Graaf een hoger gerate opponent een gelijkspel af. Met twee remises is de KTV-debutant nog steeds ongeslagen.
Was het in de eerste ronde tegen Jasper Seelemeijer vechten voor de winst, tegen Dirk Lont is het vechten om overeind te blijven. Weer speelt Jeroen, qua zetten, de langste partij van de avond en hij heeft er inmiddels in totaal 132 uitgevoerd.
Het evenement mag voor Dirk nu al geslaagd worden genoemd, want zijn doelstelling is revanche voor de belabberde score van een jaar geleden. Hij heeft na twee ronden een half punt meer dan vorig seizoen in het hele kampioenschap. Toch zal hij niet helemaal tevreden zijn over zijn tweede partij. Nog in de opening voert hij een dubbele dame-aanval op de b7- en d5-pion uit. De eerste sneuvelt, waarmee een lange strijd begint om het voordeeltje te verzilveren.
Na een massale afruil blijven voor beiden lopers van ongelijke kleur en een paard over. Het extraatje van de Caïssa-Eenhoorn-speler is zijn vrijpion op de a-lijn. Jeroen bestrijkt de zwarte velden, terwijl zijn paard in bepaalde fases belangrijke velden van de witte koning ontneemt. Als langzamerhand ook de klok een rol gaat spelen, wordt het er voor Dirk niet gemakkelijker op. Zijn vrijpion haalt a6, maar komt niet verder. De KTV’er kan de paarden ruilen en weet dan zeker dat de remise hem niet zal ontglippen.

Jasper Seelemeijer (1837) – Fred Avis (1842) ½-½
Jasper Seelemeijer en Fred Avis hebben in de historie van het Westfries kampioenschap één keer eerder tegen elkaar gespeeld. In de slotronde van de 2014-editie staat de partij op het programma, maar Jasper is verhinderd en Fred weigert een reglementair punt in ontvangst te nemen. Omdat ook de partij Jaap Gorter – Peter Holscher wordt verplaatst, treffen de vier elkaar een paar weken na de zevende ronde in Bovenkarspel. Na een dame-offer van zijn opponent bereikt de voorzitter van Caïssa-Eenhoorn – op zijn verjaardag – een winnende stelling, als zijn mobiele telefoon afgaat. Het is nu Jasper die weigert om een reglementair punt in ontvangst te nemen. Vervolgens gebeurt er van alles op het bord en aan het einde van de avond zijn ze alletwee een half punt rijker.
In Hoogwoud gaan beiden op herhaling. Niet alleen met de uitslag, want weer gebeurt er van alles. In het Hollands-Peruaans Gambiet (te danken aan Lodewijk Prins en Esteban Canal) offert wit een pion voor ontwikkelingsvoorsprong. De zwarte stukken staan compacter, maar er wordt het een en ander geruild en het doorschuiven van de e-pion door Fred is een goed plan. Het stelt hem in staat om een paard hinderlijk in de witte stelling te plaatsen. Zwart verliest echter plotseling door een paardvork de kwaliteit en trekt in de tijdnood van zijn opponent een blufzet uit de la: 32. … f5. Jasper slaat de pion niet en geeft – bijkans verplicht – de kwaliteit terug om allerlei dreigingen weg te nemen. Het materiële evenwicht wordt hersteld en dat blijft, wanneer na een afruil een toreneindspel ontstaat.

Piet Aardenburg (1795) – Sido Quarré (1649) ½-½
Net als zijn clubgenoot Jeroen Graaf kan Sido Quarré als zwartspeler flink aan de bak om Piet Aardenburg naast zich te houden. Dat lukt, waardoor de KTV-debutant – overigens net als zijn opponent – van de nul af is en het eerste succesje binnenhaalt.
Zwart moet in de verdediging, als hij te snel … f5 speelt. Er ontstaan wat gaten in zijn defensie, al steekt wit heel veel tijd in de zoektocht naar de beste zetten die er wel komen. Piet neemt (tijdelijk) de diagonaal a1-h8 in bezit, de half open e-lijn is voor hem en de druk op de Enkhuizer stelling neemt forse proporties aan. Maar de klok tikt door en de zwartspeler heeft zijn stukken toch op aardige velden geplaatst, waarmee hij afdwingt dat de Caïssa-Eenhoorn-vertegenwoordiger niet direct een plan kan vinden om door te stoten. Met zetherhaling wordt vervolgens de vrede getekend.

Toine Molenaar (1676) – Rob Bijpost (1786) 0-1
Aartswoud is met een grote ploeg actief op dit Westfries kampioenschap en dat maakt de ronde in de eigen speelzaal er heel aantrekkelijk op. Er staan tevens dertien partijen voor de clubcompetitie op het programma en regelmatig verlaten spelers hun stoel om te kijken hoe de clubgenoten het doen. Extra aandacht is er voor Toine Molenaar – Rob Bijpost, twee Aartswoud’ers die in een onderling duel op jacht gaan naar hun eerste WFK-punt.
Toine is de jongste deelnemer in het zestienhoofdige gezelschap en bemerkt dat ervaring een belangrijk pluspunt kan zijn. Tegen Rob, voorzitter van de vereniging, bouwt hij een goede stelling op. Wit wil de spanning er lang in houden en voert via de open d-lijn de druk op. Het aanvalsplan klopt echter niet. Een stevige afruil eindigt met een paardzet en dan blijkt dat het stuk geen vluchtvelden heeft. In het eindspel kost het de zwartspeler weinig moeite om zijn voordeel vast te houden. Hij controleert de zwarte velden, waardoor het witte paard min of meer buitenspel staat. In tijdnood verspeelt Toine ook nog eens zijn toren en laat het eerste WFK-punt langer op zich wachten.

Eugène Koomen (1430) – Lukas Boots (1762) 0-1
In de beginfase van het Westfries kampioenschap belandt Lukas Boots van het ene uiterste in het andere. Met Peter Holscher als eerste opponent begon hij het evenement tegen een titelkandidaat, in de tweede ronde zit Eugène Koomen als speler met de laagste rating tegenover hem.
De vlam slaat al snel in de pan. Zwart wint aan het einde van de opening een pion, maar verzuimt door te drukken. Met scherp spel dwingt de GZ-debutant de veelvoudig clubkampioen van De Pionier om ook aandacht te besteden aan zijn verdediging en hij verovert de pion terug. Snel daarna mist Eugène echter de beste voortzetting. Zijn dame staat wat ongelukkig – in de penning – op de open e-lijn en het lukt hem niet haar uit de precaire positie te bevrijden.
Met een stuk achterstand gaat wit op weg naar het eindspel. Lukas maakt geen haast, versterkt zijn stelling en krijgt de felicitaties, als de witspeler door een dameschaak zijn toren zal verliezen.

Copyright © 2010-2024 Westfries Schaken Kampioenschap All rights reserved.
This site is using the Desk Mess Mirrored theme, v2.5, from BuyNowShop.com.